In je telefoon werken de hardware en software met elkaar samen. Dit doen ze door middel van de verschillende lagen waarin je telefoon is opgedeeld. De eerste laag is de fysieke laag. De fysieke laag bestaat uit hardware-onderdelen zoals de accu en de touchscreen. De tweede laag is de logische laag. Deze laag bestaat uit software die de hardware aanstuurt, ook wel het besturingssysteem. Voorbeelden van besturingssystemen die onderdeel zijn van de logische laag zijn android en iOS. De laatste laag is de toepassingslaag die bestaat uit verschillende soorten software: de applicaties. Op een smartphone zijn dat de apps die kunnen worden gedownload in de google play store (Android) of app store (iOS).
De verbindingen tussen de verschillende lagen en de verschillende onderdelen worden interfaces genoemd. De interfaces maken de communicatie tussen de verschillende lagen mogelijk en de onderdelen die daarbij komen kijken.
Hardware-interfaces zijn de verbindingen tussen de fysieke onderdelen. Een voorbeeld daarvan is de verbinding tussen het geheugen en de processor. De verbindingen zijn geïntegreerd in een printplaat of een chip. Voorbeelden van hardware-interfaces zijn connectoren en drivers. Connectoren zorgen voor bekabelde verbinding tussen verschillende apparaten, zoals een USB-stick. Drivers zijn de interfaces tussen hard- en software, de fysieke en logische laag. Drivers geven het besturingssysteem alle informatie die het nodig heeft om een hardware-onderdeel aan te sturen.
Een andere naam voor de software-interfaces is Application Programming Interfaces (API). Deze interfaces zorgen voor de communicatie tussen verschillende software-onderdelen. Voorbeelden van software-interfaces zijn Windows en Android. Deze interfaces zijn de communicatie tussen de logische- en de toepassingslaag. Een API zorgt ook voor de verbinding met het internet. Bepaalde apps die je gebruikt maken gebruik van een web-API. Dit zijn interfaces die tussen de app en de database alle gegevens opslaan.
User-interfaces worden gebruikt voor de communicatie van het apparaat met zijn gebruiker. Dat gebeurt via een Graphical User Interface (GUI), de grafische verbinding tussen de gebruiker en het apparaat. Voorbeelden hiervan zijn het beeldscherm van je pc of de touchscreen van je smartphone. Graphical User Interfaces geven informatie op verschillende manieren zoals afbeeldingen en knoppen. De Graphical User Interfaces zorgen ook voor de communicatie van de gebruiker naar het apparaat. De muis van de computer is hier een goed voorbeeld van. De gebruiker voert een handeling uit, het apparaat vertaalt de handeling naar een event en voert het desbetreffende event uit.
Als je op de afbeelding hieronder klikt kom je op de website waar alle informatie op deze pagina vandaan komt.